Oh China where art thou - Reisverslag uit Peking, China van Carlotta Smalen - WaarBenJij.nu Oh China where art thou - Reisverslag uit Peking, China van Carlotta Smalen - WaarBenJij.nu

Oh China where art thou

Blijf op de hoogte en volg Carlotta

10 Februari 2018 | China, Peking


Daar staan we dan. Met onze koffers zijn we afgezet op een verlaten landweg terwijl de regen zachtjes op ons neer drupt. De taxichauffeur zei dat de eigenaar van het guesthouse ons “zo op komt halen”, maar het dorpje is compleet uitgestorven - op een hond en twee kippen na.
Ik snap niet waar we aan begonnen zijn. We zitten vast op een Taiwanees eiland, in de middle of nowhere. Het wordt bijna donker, het regent, we hebben geen internet en nog maar weinig geld. Ik had nooit gedacht dat er een dag zou komen dat ik zou verlangen naar China. Het moment is nu daar.


Tja, net als ik zul je je wel afvragen hoe voorafgaand scenario in godsnaam heeft kunnen gebeuren. Er was een moment, een moment dat zelfs een paar dagen duurde om precies te zijn, dat ik het liefst naar China terug was gezwommen. De ironie van het leven kan soms moeilijk te doorgronden zijn. Nu was ik eindelijk in een ander land en wilde ik terug. Ik ben bang dat ik inmiddels ook gehersenspoeld ben, net als mijn vriend TaiTai. Volgens mij is er vanaf dan geen weg meer terug.
TaiTai heeft vorig jaar ook in Beijing gestudeerd en wilde dolgraag in mijn blog genoemd worden. Dit is een goede gelegenheid, want ik heb nog nooit een Nederlander ontmoet die vrijwillig zo graag voor de rest van z’n leven in China wil blijven. Volgens TaiTai is alles geweldig aan China: het eten, de mensen, de natuur en zelfs de politiek weet hij nog enigszins te waarderen. Ik wil hiermee niet zeggen dat hij een Mao-beeld aan zijn muur heeft hangen - maar TaiTai weet in ieder geval in elk spleet van dit kontland iets moois te zien. Zodra TaiTai klaar is met zijn bachelor in Nederland, stapt hij op het eerste vliegtuig terug naar Beijing. Hij heeft het ambitieuze plan om hier nog heel lang te blijven.
Ik snapte TaiTai nooit zo goed, en nog steeds niet helemaal om eerlijk te zijn. Maar na mijn korte uitstapje naar Taiwan is het tot me doorgedrongen dat China een van die landen is die je tegelijkertijd intens kunt verafschuwen, maar die toch ook voor altijd een onmiskenbaar plekje heeft in je hart. En hoewel ik absoluut niet van plan ben hier oud te worden, geef ik toe dat zelfs ík China nooit meer helemaal los zal kunnen laten… Was sich liebt das neckt sich…


Tante Kathleen

Het uitstapje naar het diepste van mijn ziel begon tijdens mijn vakantie. Nadat ik al mijn tentamens had gehaald stapte ik samen met mijn vriendin Franka op de trein naar Hangzhou. We wilden samen graag naar het zuiden en hadden een leuk schemaatje gemaakt. Hangzhou scheen een prachtig meer te hebben en dus leek deze stad ons wel de moeite waard.
Van het meer hebben we weinig gezien - het was zo mistig dat je niet verder kon kijken dan een paar meter, maar we hebben wel kennis kunnen maken met een stel Ieren waar ik meer mee verbonden was dan ik ooit had kunnen denken.
Mijn moeder heeft een vriendin in Ierland. Ze hebben elkaar leren kennen tijdens een uitwisseling op de middelbare school. Mijn moeder en haar vriendin Madeleine hebben altijd contact gehouden en nog steeds komen we regelmatig bij elkaar op bezoek. De laatste keer dat ik in Ierland was, ging ik naar groep 5. We mochten logeren in hun “landhuis” (toen ik jaren later foto’s terug zag leek het ineens zo groot niet meer) met oprijlaan en badkamers met gouden kranen.
Madeleine heeft twee zonen: Theo en Leon, maar daar wilde ik niet mee spelen want als je acht bent zijn alle jongens stom. In plaats daarvan heb ik hun hele tuin omgespit, wanhopig op zoek naar een Klavertje Vier. Ik had niet de behoefte om vrienden te worden met Theo en Leon, maar ik vond hen ergens ook wel zielig. Mijn moeder vertelde dat als ze groter waren, ze naar kostschool zouden gaan. Dat maakte me zo aan het schrikken dat ik bijna stikte in het graatje in mijn vis.
Een van de laatste avonden gingen de oudjes weg, en kwam Auntie Kathleen op ons passen. Kathleen was hun vaste oppas en stond bekend om haar boerderij met daar een haan zonder hanenkam (zal dus wel een kip zijn geweest, bedenk ik me achteraf). Mijn zus bedacht dat het leuk zou zijn om arme Auntie Kathleen het leven zuur te maken, en stelde voor om naar de kamers van mijn stiefbroers over te lopen. Auntie Kathleen vond dat natuurlijk helemaal niet leuk en soms voel ik nog steeds de behoefte om te biechten over het feit dat ik ook heb meegewerkt aan de Kathleen-sabotage. Misschien is het net goed dat ik dat Klavertje Vier nooit gevonden heb.


We spoelen even door naar Hangzhou 2008, zo’n veertien jaar later. Franka en ik zaten net onze bedden op te maken toen drie jongens naar binnen kwamen. Ze kwamen uit Ierland, zeiden ze, en Franka en ik keken elkaar veelbetekenend aan. Dat hadden we allang zelf bedacht. Hoewel ik aanvankelijk niet heel veel zin had in wat bonding time met de Ieren, begon ik toch maar een gesprek. De drie lads bleken uit West Meath te komen, toevallig dat gat waar Madeleine ook woont.
Ik besloot het erop te wagen en vroeg of ze haar kenden, maar dat deden ze niet. Vervolgens vroeg ik naar haar zoons Theo en Leon en was het bingo. Twee van de drie jongens speelden samen met hen in het hurlingteam. Hurling is een sport die razend populair is in Ierland en zelfs zo belangrijk dat Leon daarvoor vroegtijdig zijn kostschool heeft verlaten. Daar werd namelijk geen hurling gespeeld, maar rugby. Schandalig natuurlijk.
We waren allang in lachen uitgebarsten - hoe vaak gebeurt het dat je in een hostel in Hangzhou drie Ieren tegenkomt die jouw vrienden kennen? Maar het verhaal werd nog sappiger, want toen kwam Tante Kathleen in het spel. ‘Mijn Auntie Kathleen heeft daar nog opgepast,’ zei de Ier die hen het beste kende, en mijn mond viel open. Dat betekende dat zijn tante ook ooit op mij had gepast.
Tot mijn opluchting maakt Kathleen het goed. Ze woont nog altijd op de boerderij, maar ik neem aan dat de haan zonder hanenkam inmiddels wel dood zal zijn. En waarschijnlijk is ze ook allang die vier irritante Nederlandse kinderen vergeten die het nodig vonden om ’s avonds laat kamertje over te lopen. De namen van haar neefje en zijn vrienden ben ík echter ook vergeten - die waren te Iers om uit te kunnen spreken.


Eerste Hulp Bij Opvoeden

Soms kijk ik graag naar Eerste Hulp Bij Opvoeden met supernanny Jo Frost. Waar anderen ervan genieten om bruidsjurken te kijken bij Say yes to the dress, zijn slecht opgevoede kinderen mijn guilty pleasure. Hilarisch om te zien hoe kleuters broodroosters mollen en de goudvis opeten.
Misschien zou supernanny eens naar China moeten komen om hier de naughty corner te introduceren? Ze zou hier vast genoeg te doen hebben.

Oké oké, de Chinese baby’s treffen geen blaam. Ik heb hier nog maar één keer last gehad van een krijsend wezen. Dat was namelijk in de trein, en helaas zat ik er toen ook gelijk uren aan vast. Het joch had totaal geen enkele reden om te huilen en dat maakte het er alleen maar irritanter op. Zijn grootouders probeerden het te verbergen, maar waren ten einde raad dat de baby maar niet wilde stoppen met huilen. Het enige wat hielp was een kinderliedje genaamd “La la la”. Dat was de enige tekst en zo ging het oneindig lang door. Het was zowaar nog irritanter dan het inmiddels beroemde Hallo Allemaal, wat fijn dat jij er bent. Ik heb het liedje nog een week in mijn hoofd gehad.
Maar de baby’s terzijde. Laten we het over Chinese ouders hebben. In Nederland hebben we namelijk allemaal het idee dat Chinese kinderen lekker strak worden gehouden. Dat klopt ook wel, soms zelfs in letterlijke zin. Maar ik moet toegeven dat vaak genoeg het tegenovergestelde waar blijkt te zijn. Nanny Jo zou haar ogen uitkijken hier.

Toen ik in Wuyishan terecht kwam, bleek de hoteleigenaar twee kinderen te hebben. Tenminste, hij zei dat het er maar twee waren, maar er liepen er veel meer rond. ‘Maaaaaamaaaaaaaaaa! Er zijn gaaaaaaaaasteeeeeeeen!’ krijste de eerste kleuter van het gezelschap dat ons in de lege lobby aantrof. Ik had nog nooit een kind met zo’n stemgeluid gehoord.
Na de meisjeskleuter kwam er nog een jongetje naar beneden van haar leeftijd, en daarna nog een peuter. Terwijl moeder ons incheckte, gingen de kinderen er als een speer vandoor. Toen ik me omdraaide hadden ze zich bij een hele horde peuters en kleuters gevoegd dat naast een drukke straat spelletjes zat te spelen. Er reden auto’s langs op de typische Chinese snelheid (geloof me, daar wil je niet door aangereden worden). De kids renden van de ene naar de andere kant en er was niemand die er iets om gaf. Kinderen zijn hier net kleine volwassenen wat betreft het begrip “eigen verantwoordelijkheid”. Nanny Jo zou flauw gevallen zijn. Maar ik vond het wel amusant. De wereld is zo idioot voorzichtig geworden dat we bijna zijn vergeten dat het ook een tikkeltje minder overdreven kan. Misschien zouden we in het westen iets van de Chinese onverschilligheid mogen overnemen.

Aan de andere kant mogen Chinese ouders weer iets leren van de Nederlanders. Want hoewel veiligheid ze geen drol kan schelen, is academische prestatie wel heel belangrijk. Ik zat lekker in Xiamen van een bakje aardbeien te genieten toen de baby naast me gretig zijn handjes uitstak. Vooruit, hij kreeg ook een aardbei. Onmiddellijk schoot de moeder omhoog en duwde haar oudere zoontje van nog geen 3 zowat in mijn armen. ‘Praat maar tegen tantetje, praat maar, ze kan heel goed Chinees!’
Het joch trapte in het rond en wilde overduidelijk niet bewijzen dat hij een paar woordjes Engels kon. Hij wist te ontsnappen en rende het plein over, gevolgd door zijn moeder. ‘Praat nou toch, praat nou toch met tantetje!’ schreeuwde ze. Ik wist niet wat ik moest doen. Het laatste wat ik wil is Engels praten met peuters die daar geen zin in hebben, maar het leek me onbeleefd om weg te gaan. Uiteindelijk had moeder haar zoon weer te pakken gekregen. ‘Zeg het nou toch, zeg het nou toch! Hij kan het écht hoor.’
Natuurlijk ging de peuter het lekker niet zeggen en ik kan niet doen alsof ik hem geen gelijk geef. Lekker puh.


Escape to the dark side

Taiwan is niet China. Punt. En iedereen die dat wel vindt is gehersenspoeld door het grote machtige bananenrepubliek. Behalve de paus zijn er bijna geen andere politieke leiders te die dapper genoeg zijn om zich voor de Taiwanese kwestie uit te spreken. De Lonely Planet behoort tot de club Taiwan en hun reisgidsen worden in China bij grenscontroles wel eens afgepakt.
De kwestie is en blijft een gevoelig puntje hier. Ik heb een heleboel Chinese jongeren ontmoet die zich heel modern voordoen en fluisterend zeggen dat ze een hekel hebben aan Mao of de huidige president Xi. Maar geen enkele van hen vond dat Taiwan een land is. ‘Taiwan? Dat is een provincie van China.’
‘Misschien moeten we hier geen ruzie over gaan maken, maar je weet dat ik het er niet mee eens ben,’ zeg ik dan altijd maar. Zand erover.


Afijn, Taiwan is Taiwan en China is China. Laten we het daarbij laten. Maar wat als ik je vertelde dat er een piepklein Taiwanees eiland is dat zo dichtbij China ligt dat je het kunt zien? En dat het maar een half uurtje duurt om er met de boot te komen? Het is slechts twee kilometer. Wie de Jinmen eilanden op de kaart probeert te vinden zoekt algauw de verkeerde kant op: dit mini-Taiwan ligt dichterbij China dan bij Taiwan.
Met mijn residence permit mag ik onbeperkt China in en uit. De gedachte dat een ontsnapping
nabij was overtuigde me om eens naar de Taiwanese Jinmen eilanden te gaan. De grenscontrole namen ze op z’n Chinees heel serieus. De koffers gingen drie keer door een scanner, we werden zelf nog even “bevoeld” en er kwam ook een hond snuffelen. Bij het verlaten van Chinees grondgebied kregen we een stempel en bij aankomst op Jinmen ook. Nu waren we officieel op Taiwanees grondgebied. Ik had me erop voorbereid dat ik zou de grond zou kussen. Niks was minder waar.
Als je “Jinmen Island” googelt, verschijnen een paar sombere foto’s van stranden vol oude oorlogsbarrières. Helaas heeft google gelijk en is het eiland even deprimerend als je denkt dat het is. Bij aankomst regende het en in de drukte probeerden we een geldautomaat te zoeken. (ander land, ander geld). En toen gebeurde het. Het was alsof Taiwan aanvoelde dat we net overgelopen waren en niks liever wilde dan ons terug te sturen naar China. Franka was haar pinpas kwijt.
De arme pinpas was al een week ongemerkt weg. Ergens in Hangzhou had Franka hem achtergelaten in een pinautomaat. Die vonden we natuurlijk nooit meer terug, maar er lopen in dit land 1,3 miljard mensen rond die wellicht blij zouden zijn met een extra pinpas. Ik stelde haar gerust met de gedachte dat Chinezen in principe niet stelen, maar het leek toch beter om de pinpas te blokkeren. Aha. Daar ging het nogmaals fout. We zaten natuurlijk in Taiwan en hoewel je bij wijze van spreken naar China zou kunnen zwemmen, hadden we geen bereik. Taiwanees geld, een Taiwanese simkaart. Taiwan is Taiwan en China is China. Nog nooit had ik zo graag gewild dat Taiwan en China voor een keertje gewoon één konden zijn.

De enige pinpas die we hadden was de mijne, en die werd keer op keer geblokkeerd. We hadden inmiddels een taxichauffeur gevonden die ons guesthouse wel dacht te kennen en ze bracht ons van de ene bank naar de andere. Intussen zat ik met samengeknepen billen in de auto. Die vrouw wilde natuurlijk geld zien. Wat als dat niet zou lukken? De laatste boot terug naar China was inmiddels al gegaan. Ik voelde het lood in mijn schoenen steeds zwaarder worden.
Bij de vijfde pinautomaat wist ik een klein bedrag op te nemen en konden we eventjes gerust ademhalen. Maar nog geen vijf minuten later zette de taxichauffeur ons af op een landweg in de middle of nowhere. ‘De eigenaar komt jullie zo halen. Doei.’ Ze nam het geld aan en weg was ze.
Inmiddels was het harder gaan regenen, het schemerde al en daar zaten we dan. In Taiwan, op een verlaten eiland, in een dorp waar niemand woont. We waren afgezet voor een huis waarvan de deuren open stonden, maar de eigenaar was spoorloos. Ik was serieus bang dat we op de veranda de nacht door zouden moeten brengen. Hoe moesten we in godsnaam iemand bellen als die kerel nooit zou op komen dagen? Ik zat daar, op de bank voor me uit te staren en bedacht me dat ik nog nooit zo graag terug naar China had gewild. Het heerlijke China waar alles zo irritant ordelijk kan verlopen, waar geldautomaten je pas accepteren, waar je telefoon werkt en er altijd te veel mensen om je heen zijn. Ik had oprecht heimwee.
Godzijdank kwam de eigenaar niet veel later opdagen. Toen we inlogden op het wifi van het hostel bleek dat Franka’s bankrekening nog niet leeggeroofd was, maar het blokkeren kon alleen maar als je in persoon naar de bank belde. We konden uiteraard niet bellen.

Ik heb zelden een vakantie gehad die zo depri was als die twee dagen in Taiwan. Terwijl alles om ons heen Taiwanees was, van traditionele karakters tot vriendelijke mensen en rumoerige scooters, rustten wij niet voor we op die boot terug naar Xiamen zaten. Om iets te doen te hebben boekten we maar een tour met een toeristenbusje dat ons over het eiland meenam. Vanwege de ligging van Jinmen hebben op dit eiland veel grote Sino-Taiwanese gevechten plaatsgevonden tijdens de Burgeroorlog. Oorlog is daarom het visitekaartje van Jinmen en behalve oesters is er ook niets anders speciaals te vinden. We gingen van het ene monument naar het andere en de gids hield een Chinees tempo aan. Toen we een gangenstelsel in werden geduwd waar vervolgens geen einde aan kwam, dacht ik echt dat ik gek werd. Om het allemaal wat “echter” te maken stond er een band op met oorlogsgeluiden van beschietingen, bommen en geschreeuw. Zet mij in een donkere tunnel met een luchtalarm en je kunt me wegdragen. Dat verdomde Taiwan. Als het zich nou aan had kunnen passen, was Jinmen gewoon nog deel van China geweest en had ik nooit heimwee hoeven hebben naar het land waar ik zo graag dacht weg te willen.


Ode aan de Ofo

Mijn korte uitstapje naar “the dark side” heeft me doen beseffen dat China dan wel een kontland is, maar er genoeg dingen zijn die ik zal missen wanneer ik weer voet zet op Nederlandse bodem. Om die ontdekking te vieren wil ik graag een korte ode brengen aan de Ofo-bike.
Chinezen zijn gek op fietsen, alleen kunnen ze het niet.Tijdens de fietstours die ik in Beijing geef waarschuw ik mensen altijd voor de fietsende Chinees op de gele Ofo-Bike. Die is namelijk van het gevaarlijkste soort. Er is echt een reëlere kans dat ik dood onder een Ofo-bike lig dan dat ik onderschept word door een auto.
Dat gele gevaar op wielen bevindt zich werkelijk overal; het verspreidt zich als een epidemie. De aanblik van zo’n shitbike was al genoeg om mijn dag te verpesten, maar een aantal maanden geleden besloot ik dat het huren van zo’n ding misschien toch niet zo onhandig was. Ze fietsen even afschuwelijk als ze eruit zien maar ik moet het de Ofo-bike nageven: veel geld voor hun service vragen ze niet. Want iedere keer als ik weer uit check, heeft Ofo besloten me dat ritje gratis weg te geven. Dat zie ik als een zeer genereuze schadevergoeding voor al die keren dat hun fietsen me bijna van het leven hebben beroofd. Proost op Ofo.

  • 22 Februari 2018 - 12:39

    Rosa :

    Is Tai Tai een Nederlander? Heeft hij een Chinese naam aangenomen dan?
    En ohhh! Was dat serieus mijn idee van Auntie Kathleen?! Ik kan me 't niet voorstellen :-P.

    En dit vind ik echt de mooiste zin die ik in al je blogs heb gelezen, whahahaha: "Praat maar tegen tantetje" X-D!!

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Carlotta

Actief sinds 30 Juni 2014
Verslag gelezen: 446
Totaal aantal bezoekers 28311

Voorgaande reizen:

27 Augustus 2019 - 30 Augustus 2020

Lotty Malone

03 September 2017 - 02 September 2018

Made in China

06 April 2016 - 22 Juni 2016

Made in Taiwan

30 Juni 2014 - 31 December 2014

Mijn eerste reis

02 Juli 2014 - 09 Augustus 2014

La vida española

Landen bezocht: